De (basis) constitutie van de mens is te vergelijken met een
vingerafdruk, uniek voor elk mens. Niemand op aarde heeft dezelfde iris.
Constitutie is een product van somatische en psychische
kenmerken, manifest of verborgen die een uitkomst van genetische factoren is en
die een ontologische ontwikkeling ( zijnsleer) bepaalt en reguleert.
Het belangrijkste verschil met andere diagnostische methoden
is het gegeven dat de iriscopist met
name preventief werkt en de basis van de
totale diagnose is, de genetische constitutie (basis blauwdruk) van het
individu. En door de omschrijving van het “zijn”is te herkennen waar de
zwakheden liggen en welke organen/systemen, of psychisch als eerste voor
ziekten in aanmerking komen.
“De irisdiagnostiek kan al ver van te voren oorzaak en
gevolg vaststellen van het individuele ziek zijn door het in de iris ogende
constitutiebeeld en de genetisch vastgestelde orgaandispositie aan te wijzen.
Ze kan dus de richting voor preventieve maatregelen aangeven, ook al zijn
ziektebeelden/klachtenbeelden nog niet medisch aantoonbaar”
( Jozef Deck).
De diagnose komt tot stand met behulp van een microscoop.
Er wordt gekeken naar afwijking/vorm
naar de iris (het gekleurde gedeelte)
naar de sklera ( het witte gedeelte)
naar de vorm van de pupil
Om tot een goede beoordeling te kunnen komen zijn een anamnese en een goed gesprek noodzakelijk.
In de iris is te zien welke organen onvoldoende werken,
meestal door vervuiling, ten gevolg van verkeerde eetgewoontes en of
denkpatronen verworven of geërfd.
Wij krijgen allen een deel van onze ouders/voorouders mee, iets wat zij niet opgelost hebben wordt automatisch doorgegeven aan de kinderen. Dit kan soms meerdere generaties teruggaan.